“Het gaat nu om de moed om dingen geboren te laten worden”, zegt de jonge witte berk aan de plas, en ze maakt de verbinding met mijn baarmoeder helder en laat me zien dat ik veel dingen heb vastgehouden en niet geboren liet worden, te beginnen met de dode vrucht van mijn miskraam. Vasthouden verbind ik onmiddellijk met vleesboom. Dan wiegt ze me zachtjes op de wind. “Laat alle angst varen.” Zó bang voor meer miskramen?
Het is januari 2020. Ik heb mijn baarmoeder nog steeds. Mijn vleesboom ook. En mijn menstruatie. Die is de afgelopen jaren veelvuldiger en uitbundiger geworden. De vleesboom was jarenlang stabiel, maar lijkt nu te groeien. Hij moest door mijn overgang verschrompelen, en ik opbloeien. Momenteel gaat het andersom. Ik heb een forse bloedarmoede en nog wat tekorten. Slik sinds anderhalve maand heel veel ijzer en andere supplementen, maar voel geen verbetering. Met de acupuncturiste bespreek ik hoe alle behandelingen lijken op dweilen met de (bloed)kraan open. Ik ga naar huis met de vraag: wat zou mijn lichaam meer ondersteunen: op deze weg doorgaan tot de overgang, of de vleesboom laten weghalen, of nog iets anders?
Als ik een paar dagen later mijn lief spreek, lijkt het alsof ik al een besluit heb genomen: dit jaar neem ik afscheid van de vleesboom! ’s Avonds mediteer ik hierover. Ik voel een diepe overgave aan wat nodig is. Aanvankelijk klampte ik mij aan mijn baarmoeder vast: die mocht niet verloren gaan! Daarna kreeg ik verdriet over haar: ze heeft het zwaar te verduren met die vleesboom, en het lukt mij niet haar zo te ondersteunen dat die verdwijnt. Nu voel ik dat ik eraan toe ben mijn volle verantwoordelijkheid te nemen. Dit jaar gaat de vleesboom eruit, en ik zal doen wat in mijn vermogen ligt om mijn baarmoeder te sparen en er een waardig proces van te maken, samen met mijn behandelaren. De voorbereidingen gaan van start.
Daarna kan ik dingen geboren laten worden.