Ik weet niet meer precies wanneer ik hier ben terechtgekomen. En hoe is me ook niet helemaal duidelijk. Eigenlijk ontdekte ik pas gaandeweg waar ik ben. Ik zit hier bij de Bron van Niets. En nu ik dat eenmaal weet, weet ik ook dat ik hier al meer dan een maand zit. Meer dan een maand! Kun je het je voorstellen? In eerste instantie schrok ik ervan, begreep niet hoe ik zoveel tijd door mijn vingers kon laten glippen. Ik probeerde mezelf hiervandaan te sleuren, terug de actie in. Maar ik leek wel met een elastiek aan de bron gebonden. Zodra mijn aandacht even verslapte, schoot ik terug. Wat ik ook probeerde, het resultaat was steeds hetzelfde. Na een tijdje gaf ik mijn pogingen hiervandaan te komen op. Ik stopte met mijn bestraffende toespraken en dreigementen, ik hield op met lonkende beloftes, vroeg geen hulp meer aan anderen om me hier weg te halen. Ik ging zitten, gaapte tot de tranen me over de wangen liepen en besloot hier dan maar echt te zijn, als ik toch niet weg kon.
Het duurde niet lang voordat ik het prettig begon te vinden, hier bij de Bron van Niets. Ik werd nieuwsgierig waar ik eigenlijk ben, hoe ik hier gekomen ben en waarom. Er moet toch een reden zijn waarom ik hier word vastgehouden, een bedoeling misschien zelfs? Daarom begon ik rond te kijken en vragen te stellen. Aan wie, zul je vragen? Ja, dat weet ik ook al niet, voor zover ik zien kan, zit ik hier alleen. Noem het aan mezelf, of aan de kosmos zo je wilt. Er komen in elk geval wel antwoorden. H E E L L A N G Z A A M.
Ik bevind me buiten in een aangenaam klimaat, over koude of hitte hoef ik me geen zorgen te maken. Eten en drinken spelen geen rol, de bron voedt mij en lest mijn dorst. Deze bron ligt buiten de tijd, want ook dag en nacht bestaan hier niet. Wel is er licht. Zonnebrilvrij daglicht, aangenaam aan de ogen, zodat ik alles goed kan zien.
En wat is er dan te zien? Helemaal niets. En toch weet ik dat het vol leven is, hier om me heen. En dat heeft me tot het inzicht gebracht dat ik hier zit bij de Bron van Niets. Want wat kan anders zo vol leven zijn terwijl er niets te zien is? Niets is nul. Een cirkel zonder begin en eind die alles omvat. Alles omvat? Ja, dat is zeker waar maar ik heb nog geen woorden om het uit te leggen. Het heeft te maken met mandala’s, met de kring van heelheid, met de kleur wit, die niets lijkt maar alle kleuren in zich draagt. Later misschien meer hierover.
Ik heb gelogen toen ik zei dat er helemaal niets te zien was. Want de bron zie ik wel en ik zal vertellen hoe die eruitziet. Het is een stralend geel oog, waar een zacht-oranje nevel uit opwelt. Verder is hier niets, en dit is genoeg.
Inmiddels weet ik ook hoe ik hier gekomen ben. Of in elk geval in welke richting: achterstevoren, met de hakken in het zand. Ik ben hierheen gesleept en ik stribbelde tegen. Ik heb mijn aankomst hier flink weten te vertragen, en nu ik merk hoe graag ik hier zit, betwijfel ik of dat iets is om trots op te zijn. Ik verbaas me over mezelf, ik verbaas me over het leven. Hoe is het mogelijk dat iets wat ik uit alle macht probeerde te voorkomen, zo heilzaam is? Waarom verzette ik mij zo heftig tegen het bereiken van deze pleisterplaats op mijn levensweg? Ik weet het wel, het was angst. Angst dat het mijn eindbestemming zou zijn en dus mijn dood zou betekenen. Angst dat het niet mijn eindbestemming zou zijn, maar dat hier een taak op mij wachtte waar ik me niet tegen opgewassen voelde.
En dat laatste blijkt waar – ik moet denken aan het lied van Robert Long ‘En dat is allemaal angst’. Ja, ik ken veel angst. Maar de laatste jaren heb ik heel wat angsten losgelaten, wat ruimte maakte voor vertrouwen. En sinds ik hier aan de Bron zit, ben ik vol vertrouwen. Nee niet vol, maar in. In vertrouwen. Alsof vertrouwen een tuin is waar je in kunt zijn. Daarom is het hier natuurlijk zo fijn. Daarom kan ik hier tranen met tuiten gapen: vertrouwen ontspant fantastisch.
Vertrouwen is ook nodig voor de volgende etappe van mijn levensreis. Want ik heb hier een taak gekregen die spannend genoeg is om al mijn oude angsten terug te roepen, en nog wat nieuwe erbij. Ik weet nu dat mijn tijd bij de Bron van Niets eindig is. Als de tijd gekomen is, zal ik gaan. Van tijd tot tijd zal ik met heimwee terugdenken aan het elastiek dat me hier bond. Toch zal ik in vol vertrouwen gaan.
Maar zover is het nog niet. Nu blijf ik nog hier, want ik voel dat hier nog iets wezenlijks te ontdekken valt.