Ik reis verder en opnieuw lijkt het landschap leeg, terwijl het alles in zich draagt. Het lijkt bij deze reis te horen, het gevoel alleen te zijn in een lege omgeving. Als om te benadrukken dat het mijn weg is die ik ga en dat de wereld open staat voor de keuzes die ik maak. Om dit diep en dieper nog te ervaren. De weg die ik ga bepaalt waar ik kom, de keuzes die ik maak vullen het lege landschap in, het leven dat ik leef kleurt mijn omgeving. De leegte draagt alles in zich, alles is mogelijk. Zo is ieder leven een scheppingsverhaal; de aarde woest en ledig open voor elke keuze die gemaakt wordt; de mens een evenbeeld van god die medeverantwoordelijk is voor de universele scheppingsgolf.
Wat is het, dat ik pas nu deze uitnodiging durf aannemen, deze verantwoordelijkheid durf op te pakken? Ik was immers al vaker bij de Bron van Niets waar me de gelegenheid werd geboden?
Ik was er nog niet klaar voor, ik vocht nog met spoken uit verre verledens. Ik was gebonden aan contracten van gehoorzaamheid, die anderen zeggenschap gaven over mijn keuzes en mijn kleuren. Hoe kon ik verantwoordelijkheid voor de schepping dragen als ik mijn verantwoordelijkheid uit handen had gegeven? Natuurlijk deed ik wat ik kon, zoals een gevangene manieren zoekt om met gebonden handen en voeten de prop uit zijn mond te halen, zodat hij tenminste kan ademen, en dan zijn blinddoek te verwijderen om te zien waar hij is. ik zette mij af waar ik kon, gooide alles overboord wat maar de schijn had van gehoorzaamheid te vragen, van eigenheid uit handen te nemen, zonder te kunnen onderscheiden of ik met het badwater het kind wegwierp. En zo, dapper strijdend, belandde ik achterwaarts bij de Bron van Niets. Opnieuw en opnieuw totdat ik er kon blijven.
Verzacht in de Zee van Weekmakers en geheeld door de Zachtoranje Nevel ben ik verder gereisd. Ik heb de ingang van de Waardenvrije Berg ontdekt en klop aan. Niet met angst of spanning zoals ik vroeger zou doen, maar rustig, in alle eenvoud. Een reiziger die vraagt om binnengelaten te worden. De deur gaat open en ik kom binnen in een halfdonkere vestibule met een aarden vloer en wanden die gedeeltelijk uit rots bestaan en deels gemetseld zijn van donkerrode steen. Er zijn geen hoeken. Er is eigenlijk niets, behalve een soort trap die naar boven voert. Ik wordt uitgenodigd om naar boven te komen en herinner me ook hier al vaker geweest te zijn. Maar wat is er gebeurd? De trap, die stevig was en in de rotsen uitgehouwen, is veranderd. Er zijn nog rotstreden, maar een deel is ingestort alsof er een inwendige lawine heeft plaatsgevonden in deze berg. Hier en daar geven nu houten planken wat steun, soms is het ook klauteren en ben ik blij met het touw waaraan ik me kan vasthouden. Ik signaleer de verandering maar raak er niet door van slag. Met een kalme vastberadenheid klim ik naar boven naar de halfopen ontvangstruimte. Vanaf hier heb ik een panoramisch uitzicht over de omgeving. Ik neem plaats aan de tafel en kijk naar buiten, terwijl ik me sterk bewust ben van mijn verbinding met mijn lichaam en met de berg. Ik voel me gedragen en omhuld, het is veilig hier en oud en wijs. Dit is nou een pleisterplaats voor de ziel, komt in me op.
Het is een plaats om een vraag te stellen. Een Vraag Die Ertoe Doet, zoals je in sprookjes een wens mag doen. In een soort enorme bibliotheek liggen alle antwoorden. Alle weten, alle ervaringen uit alle tijden liggen hier waardenvrij opgeslagen. Ontdaan van alle waardeoordelen. Ik vraag naar mijn weg en krijg antwoord: “De reis wordt grimmiger” – nu begrijp ik de veranderde trap – “maar je bent bereid hem te gaan. Hier kun je altijd weer terecht voor overzicht, weten waar het over gaat en een waardenvrije blik. Je krijgt wat je nodig hebt: liefde zonder beperkingen. Geef het jezelf, word het en deel het uit. Stel je in op liefde geven en voel wat daar wel en niet bij hoort. Er is geen falen, dit is je weg. Geniet ervan en maak plezier.” Iemand die hier thuis is komt tevoorschijn uit de bibliotheek en doet mij een ketting om met een diamant die op mijn hart hangt. Ik bedank en neem afscheid.