Ik kies wel zogenaamd dapper om ‘alles te laten waar het zit’, maar ik vind het ook spannend. Wordt de poliep kwaadaardig? Loop ik over een tijdje rond als een hoogzwangere?
Onvermijdelijk gaan er gedachten over leven en sterven door me heen. Ik ruim de slaapkamer op met de vraag bij alle spullen: wat wil ik hiermee als dit mijn laatste jaar is? En als dat niet zo is? Zo wil ik het hele huis door. Ballast overboord. Ik wil ook mijn leven opruimen. Het sluipt er steeds weer in dat ik me laat leiden door wat moet. Opnieuw wil ik voorrang geven aan wat ik graag wil, zodat ik opener elke dag in kan gaan. Zodat elke dag echt een nieuwe is.
Ik schrijf in mijn dagboek: “In de gezondheidszorg mis ik de totaalvisie. Zelfs mijn complementaire arts werkt symptoomgericht. Geen gesprek over het waarom, wat het mij te vertellen kan hebben. Geen betekenis, geen zin. Wat kun je dan anders dan de symptomen bestrijden? Ik heb mijn hele leven mezelf bestreden (alsof ik zelf het symptoom was), maar geen arts leert me dat af. Signaleert het zelfs maar. De hele maatschappij, de hele wereld strijdt. Die strijd, daar wil ik uit stappen. Ik wil in de rustige stroom van innerlijke vrede zwemmen. En daarmee een beetje vrede in mijzelf en in de wereld brengen.”
Maar voorlopig ben ik nog in gevecht. En ik zwabber alle kanten op. Want ik heb toch aan de huisarts gevraagd de poliep te verwijderen, voor de veiligheid. Maar hij kon het niet en gaf me een verwijsbrief voor de gynaecoloog. Toen ik het ziekenhuis belde, vertelde men mij dat het niet mogelijk is met de agenda in de hand zelf een afspraak te maken. Die verwijsbrief moet op de fax naar het ziekenhuis, en dan word ik op enig moment ontboden voor de behandeling. Maar het gaat over mij en ik heb het nodig hierin mijn eigen weg te zoeken en niet te verdwijnen in ‘het systeem’. Het lukt me om geen ruzie te maken, maar in plaats daarvan te bedanken voor de informatie over de procedure. Als ik opgelegd heb, stop ik de verwijsbrief voorlopig in een map. Tot ik er klaar voor ben. Wat een geluk dat ik de tijd heb om steeds iets te horen, te verwerken en dan pas de volgende stap te zetten.
Intussen vraag ik me af of die enorme behoefte om de dingen op mijn manier en op mijn eigen tempo te doen, een poging is om greep op mijn leven te houden. Of zou het een symptoom van zorgmijding zijn? Dat zou goed in de familielijn passen. Een verre voorouder ging dood aan bloedvergiftiging nadat hij in zijn been had gezaagd en had geweigerd er een dokter bij te laten – nee, hij was niet levensmoe. Mijn grootvader wilde evenmin ‘knutselaars’ aan zijn lijf en hield stug vast aan zijn dagelijkse sigaartjes, ook toen hij na een hersenbloeding in het ziekenhuis lag. Hij weersprak de arts die bezorgd was om zijn gezondheid met de woorden: “Je denkt toch niet dat ik me dit plezier op deze leeftijd nog laat afnemen?” Een familie van zorgmijders avant-la-lettre.
Mijn opluchting is groot als op een ochtend de poliep onderin de wc ligt – probleem opgelost. En kennelijk ben ik een stukje gevorderd op mijn weg van zelfzorg, waardoor dit overdrukventiel (zie 28 september) niet meer nodig is.
(In dit blog beschrijf ik wekelijks de ontdekkingsreis die volgt op de vondst van aangroeisels in mijn baarmoeder. Volgende aflevering: woensdag 19 oktober ‘Paniek!’)